19731 |
bot |
bot:
boͅt (L366p Gruitrode)
|
bot (niet scherp) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
32795 |
bot eggen |
het achterste voor [eggen]:
t˱ ɛxtǝrstǝ vē̜r (L366p Gruitrode)
|
Werken met een eg die "bot" is aangespannen. De eg wordt aan een zodanig punt voortgetrokken dat de tanden schuin naar achteren wijzen en bijgevolg slechts oppervlakkig door de grond gaan. Zie afb. 70. De termen zijn vooral van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In plaatsen waar men gezien de grondsoort verschillend egwerk met dezelfde eg kon verrichten en men uitsluitend of voornamelijk bot egde om het gezaaide graan in de grond te werken, kan voor "bot eggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest) als voor "eggen na het zaaien". Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. Voor andere (...)-varianten dan ''eggen'' zij verwezen naar het lemma ''slepen''. [JG 1a + 1b+ 1c + 2c; N 11, 82; N 11A, 173b; NP, 16a; monogr.]
I-2
|
19585 |
bot mes |
viggel:
vigkel (L366p Gruitrode)
|
een bot mes
III-2-1
|
34258 |
boter |
boter:
būi̯ǝtǝr (L366p Gruitrode),
botter:
boǝtǝr (L366p Gruitrode),
bytǝr (L366p Gruitrode)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
20637 |
boterham |
bobbes:
Gèèf mich mè eine bòbbes möt wat sjruup erop Bruudskuub bracht bruud van hûs tot hûs; wèèrde doaviêr al ins Bòbbeskuub geneemd
bòbbes (L366p Gruitrode),
boterham:
buterham (L366p Gruitrode),
Syst. Frings mnl.
bytəram (L366p Gruitrode),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
booterram (L366p Gruitrode)
|
boterham [ZND 32 (1939)] || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] || Moeder! Mag ik een boterham [ZND 45 (1946)]
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
bam:
Syst. Frings mnl.
bam (L366p Gruitrode),
bob:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
bob (L366p Gruitrode),
bobbetje:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
bobbeke (L366p Gruitrode)
|
Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] || Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20716 |
boterham met kaas |
boterham met kaas:
Syst. Frings
bytəram mət kies (L366p Gruitrode)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20832 |
boterham met stroop |
siroopse boterham:
sjruupse buterham (L366p Gruitrode)
|
boterham met stroop
III-2-3
|
20715 |
boterham met vet |
boterham met vet:
Syst. Frings
bytəram mət ˃vət (L366p Gruitrode)
|
Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34248 |
boterkuip |
boterteil:
boterteil (L366p Gruitrode)
|
Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c]
I-11
|