e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

Gevonden: 3122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drachtige merrie vol: vo.l (Gruitrode) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten vijzen: vēͅzə (Gruitrode), vɛ̄zə (Gruitrode) [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] I-7
dragen, gezegd van ijs dragen: drāge (Gruitrode), het kunnen lijden: ⁄t kàn het li-je (Gruitrode) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4
drank drinkens: drénke(s) (Gruitrode), zuipens: zówpes (Gruitrode) drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] III-2-3
draven draven: drāvǝ (Gruitrode) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef dreef: dreeft (Gruitrode) een lange dreef [ZND 23 (1937)] III-3-1
drenzen grijnzen: grinse (Gruitrode), Jòngke, sjei toch in ût möt det grinse (of det gegrinsde kri-gs di-jn gòsting toch neet Samenstellingen: grinskluut,grinserd, grinslap, grinsi-jzer  grinse (Gruitrode) grienen, drenzen || huilerig zeuren III-1-4
dressoir commode: alleen laden  kòmmood (Gruitrode), schap: voor brood en glas  sjááp (Gruitrode) Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)] III-2-1
driekleurig viooltje viooltje: vijuul, dim, vejiêlke (Gruitrode) viool III-4-3
dries dries: drēs (Gruitrode) In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.] I-8