28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (L366p Gruitrode)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) boks:
ein floere boks (L366p Gruitrode)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
veulensmeer:
vīǝ.lǝsmē̜.r (L366p Gruitrode)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
kweekzoog:
kwēksūi̯ǝ.x (L366p Gruitrode)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
20143 |
fopspeen |
lots:
syn. tuter
lòts (L366p Gruitrode)
|
fopspeen
III-2-2
|
21556 |
fortuin maken |
fortuin maken:
hei zal fortien maken (L366p Gruitrode)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33528 |
framboos |
framboos:
framboeze (L366p Gruitrode),
hennenbeer:
hinnebiêre (L366p Gruitrode)
|
framboos [ZND 34 (1940)]
I-7
|
18784 |
franje |
franjel:
franelle (L366p Gruitrode)
|
bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
21555 |
frankrijk |
frankrijk:
veè hebben in Frankriek gezète (L366p Gruitrode)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
25240 |
fris weer |
kil:
keel (L366p Gruitrode)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|