e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kegelen kegelen: hi.ə wɛt ne:t mi.ə chəke.əgəlt (Gulpen), kegele (Gulpen) De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
kelder kelder: keͅldər (Gulpen) kelder [RND] III-2-1
kelk kelk: dr kelk (Gulpen), kelk (Gulpen) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || De kelk, de misbeker [kelk, kelch, mèskelk?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kelkdoekje kelkdoekje: kelkdukske (Gulpen) Het kelkdoekje [kelkduukske, -deukske, kelchduchsje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kelklepeltje kelklepeltje: kelkleëpelke (Gulpen) Het kelklepeltje. [N 96B (1989)] III-3-3
kennen kennen: kinne (Gulpen, ... ) kennen [SGV (1914)] || kennen (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
kerel kerel: kèjel (Gulpen), kɛ.əl (Gulpen) kerel [RND], [SGV (1914)] III-3-1
kerk kerk: kirk (Gulpen), kèrk (Gulpen) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || kerk [SGV (1914)] III-3-3
kerkbank kerkbank: kèrkbank (Gulpen) Één zon bank. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkbanken kerkbanken: kèrkbaenk (Gulpen) De banken in de kerk, de kerkbanken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3