e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuifladder schuifledder: šȳflø̜dǝr (Gulpen) Uit twee delen bestaande ladder die door uitschuiven tot nagenoeg de dubbele lengte gebracht kan worden. [N 67, 63b] II-9
schuimen schuimen: schoeme (Gulpen), shume (Gulpen) schuim opwerpen, dragen of geven [bedomen, schuimen] [N 91 (1982)] III-4-4
schuldig (zijn) plichtig (zijn): plichtig (Gulpen), schuldig (zijn): schuldig (Gulpen, ... ), sjoldig (Gulpen), själdig (Gulpen) schuld hebbend aan een overtreding of misdrijf [schuldig, plichtig] [N 90 (1982)] || schuldig [SGV (1914)] III-3-1
schuren schuren: šūǝrǝ (Gulpen) Hout met schuurpapier bewerken ten einde een glad oppervlak te verkrijgen. Zie ook het lemma 'Schuurpapier'. [N 67, 70a; monogr.] II-9
schurft krauw: krauw (Gulpen, ... ), krets: krets (Gulpen), schurft: sjörf (Gulpen) huidziekte, Jeukende ~ veroorzaakt door de schurftmijt; schurft (zeer, rap, krets, rui). [N 84 (1981)] || schurft [SGV (1914)] III-1-2
schurk, smeerlap balie: bali (Gulpen), batjakker: batjakker (Gulpen), batraaf: batteraaf (Gulpen), deugeniet: däögeneet (Gulpen), schavuit: sjavuut (Gulpen), smeerlap: schmierlap (Gulpen), sjmieërlap (Gulpen) een persoon die allerlei streken uithaalt met kwade bedoelingen [prul, smeerlap, rakker, deugniet, beest, schobberd, schavuit] [N 85 (1981)] || schavuit [SGV (1914)] III-1-4
schutsboom schuttersboom: schuttersboom (Gulpen) De lange staak waar bovenop een houten vogel is bevestigd die afgeschoten moet worden [schuttersboom, schutsboom, gaai, gaaipers, pers, wip, sprang]. [N 88 (1982)] III-3-2
schutter schut: sjy.t (Gulpen), schutter: sjötter (Gulpen) schutter [RND], [SGV (1914)] III-3-2
schutters schutters: sjötters (Gulpen) schutters (mv.) [SGV (1914)] III-3-2
schuur schuur: šȳ(ǝ)r (Gulpen) Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c] I-6