e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
troosten; troost troost: troeës (Gulpen), troosten: truëste (Gulpen), tröste (Gulpen) het schenken van bemoediging en verzachting bij smart, of droefheid [troost, konsolatie] [N 85 (1981)] || troosten [SGV (1914)] III-1-4
tros vruchten tros: tros (Gulpen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  tros (Gulpen), WLD  tros (Gulpen, ... ) Een tros van twee of meer vruchten (resel, rist, tros, klis, trobbel, trossel, troppel, ritsel, bak, trochel). [N 82 (1981)] I-7
trots groots: gruutsch (Gulpen), gruëtsj (Gulpen), groots zijn: grueëtsj zieë (Gulpen) het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)] || vervuld en blijk gevend van een gevoel van meerderheid boven anderen [groots, fier, trots, heel, freet, moedig, moetig,glorieus] [N 85 (1981)] III-1-4
trotsheid grootsigheid: gruutschigheet (Gulpen) het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)] III-1-4
trouwboekje trouwboekje: t trouwbökske (Gulpen) het trouwboekje [trouwbusj-je] [N 96D (1989)] III-2-2
trouwen trouwen: trouwe (Gulpen, ... ), trouwen (Gulpen) door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 87 (1981)] || Trouwen, mensen in de echt verbinden [trouwe]. [N 96D (1989)] III-2-2, III-3-3
trouwkostuum bruidegom bruidskostuum: broedskostuum (Gulpen) het bruidspak van de man [broedsantsoch, broeds-mantoer] [N 96D (1989)] III-2-2
trouwring trouwring: nne trouwrink (Gulpen) een trouwring [N 96D (1989)] III-2-2
trui stoep: schtuup (Gulpen), tricot (fr.): trieko (Gulpen), trui: trui (Gulpen) Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)] III-1-3
tuberculose tering: tering (Gulpen), tèering (Gulpen) Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, loosziekte). [N 84 (1981)] III-1-2