e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vader pa: pa (Gulpen), pap: pap (Gulpen, ... ), papa: papa (Gulpen), pappa (Gulpen), vader: vadder (Gulpen), vroeger  vadder (Gulpen) (vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || vader; ik ga met mijn vader naar het land; volw. [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] III-2-2
vagebond landloper: landläöper (Gulpen) een persoon zonder vaste woonplaats en zonder middelen van bestaan, vaak met een slecht gedrag [vagebond, kreugekruier, skoefel] [N 85 (1981)] III-1-4
vagevuur vagevuur: t vagevuur (Gulpen), vagevuur (Gulpen) Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)] || vagevuur [SGV (1914)] III-3-3
vak van een kast vak: vak (Gulpen) Deel van een kast dat door schotjes of deurtjes van de rest gescheiden is (vak, loket) [N 79 (1979)] III-2-1
valgordijn, rolgordijn valgardijn: valgardieng (Gulpen) valgordijn [SGV (1914)] III-2-1
vallen vallen: valle (Gulpen) vallen [SGV (1914)] III-1-2
vals vals: valsj (Gulpen) valsch [SGV (1914)] III-1-4
vals spelen foetelen: foetele (Gulpen) Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
valsspeler foetelaar: foetelier (Gulpen) Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)] III-3-2
van de duivel bezeten van de duivel bezeten: van dr duvel bezeëte (Gulpen) Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)] III-3-3