e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
cariës wolf: wolf (Gulpen) Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, cariës). [N 84 (1981)] III-1-2
carnavalsoptocht vastelavondsoptocht: vastenaovendsoptoch (Gulpen) De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)] III-3-2
castagnetten castagnetten: castagnetten (Gulpen) De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)] III-3-2
catechismus christenleer: dr kristelier (Gulpen) De katechismus, de christelijke leer, de kristenleer, de kinderleer [de kienderlieër, kristelier]. [N 96D (1989)] III-3-3
catechismusboekje christenleer: kristelier (Gulpen) Het boekje [kategèssemes, kategèsm, katejismes]. [N 96D (1989)] III-3-3
catechismusles christenleer: kristelier (Gulpen) Het onderricht, katechismusles in de kerk of op school. [N 96D (1989)] III-3-3
cavalier cavalier (fr.): cavalier (Gulpen), mens: mīēnsch (Gulpen) Cavelier [SGV (1914)] III-3-1
cel cel: cel (Gulpen) Zeshoekige opening in de raat. De cel dient voor het uitbroeden van de larven of voor het bergen van honing en stuifmeel. De wijdte tussen de evenwijdige wanden wisselt naar de bijensoort en de ouderdom der raat van 4,74 mm tot 5,50 mm. De normale diepte is 12 mm maar ze kan ook wat minder zijn. [L 1a-m; S 3; Ge 37, 56] II-6
cement cement: sǝmęnt (Gulpen) Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.] II-9
cementmortel vloerspijs: vlōršpīs (Gulpen) Mortel, bestaande uit cement en zand. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(mortel)', '-(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 37e; monogr.] II-9