30791 |
afstoppen |
vastzetten met stopverf:
vas˲zetǝ męt štǫp˲vɛrǝf (Q203p Gulpen)
|
Een ruit met behulp van stopverf in de sponning vastzetten. [N 67, 90e]
II-9
|
33313 |
aftrekken (met de hand) |
kruiden:
kruǝ (Q203p Gulpen)
|
Het uit de grond trekken van konijnevoer, onkruid, e.d., zonder dat daarbij gereedschap wordt gebruikt. [N Q, 11c]
I-5
|
21383 |
aftroggelen |
aftroggelen:
(aaf)trokkele (Q203p Gulpen),
afzetten:
aafzette (Q203p Gulpen),
afzetter (zn.):
aafsitter (Q203p Gulpen)
|
listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)] || troggelen (af~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
24848 |
afvallen van bladeren |
kalen:
kaalen (Q203p Gulpen)
|
afvallen van bladeren [DC 48 (1973)]
III-4-3
|
19701 |
afwas |
spoel:
dər špø̄l (Q203p Gulpen)
|
het vaatwerk dat op een bepaald ogenblik afgewassen moet worden [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19429 |
afwasborstel |
borstel:
bäöesjtel (Q203p Gulpen)
|
Borstel waarmee potten en pannen gereinigd worden (borstel, schrobbertje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19580 |
afwassen |
spoelen:
špø̄lə (Q203p Gulpen)
|
vaatwerk (borden, lepels, messen, pannen, enz.) met behulp van warm water of zeepsop schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19529 |
afwasteil, afwasbak |
spoelbak:
sjpeulbak (Q203p Gulpen)
|
afwasbak [N 07 (1961)]
III-2-1
|
19655 |
afwaswater |
spoelwater:
špø̄lwātər (Q203p Gulpen)
|
Het water, vermengd met zeep of soda, waarin het vaatwerk afgewassen moet worden [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
21682 |
afzetten |
bestropen:
bestréúpe (Q203p Gulpen),
te duur doen betalen:
te duur daove betale (Q203p Gulpen)
|
meer laten betalen dan een artikel waard is; te duur doen betalen [strepen, aankomen, strafelen, straffen, stropen, stroefen, scholpen, nijpen, afdrogen, overschatten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|