25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
betrect (Q203p Gulpen),
het blijft niet droog:
⁄t blief neet drŭŭg (Q203p Gulpen)
|
eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18157 |
betten van een wonde |
baden:
bieë (Q203p Gulpen),
bieëne (Q203p Gulpen),
betten:
bette (Q203p Gulpen)
|
lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24561 |
beuk |
beuk:
beuk (Q203p Gulpen),
beukenboom:
-
beuke bom (Q203p Gulpen)
|
beuk [SGV (1914)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukennootje:
-
beuke nötses (Q203p Gulpen)
|
beukennootje [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
21099 |
beurse plek |
bluts:
blutsch (Q203p Gulpen)
|
Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20180 |
bevallen |
bevallen:
bevalle (Q203p Gulpen),
een kind het levenslicht schenken:
ĕ kink ⁄t leèvèslich schinke (Q203p Gulpen),
een kind krijgen:
èe kink kriege (Q203p Gulpen),
een kindje krijgen:
u kinneke kriege (Q203p Gulpen)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)] || levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
beveel (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
bevil (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
commando:
commando (Q203p Gulpen),
commando (<port.):
commando (Q203p Gulpen)
|
bevel [SGV (1914)] || een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
bestellen:
besjtelle (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
commanderen:
kommandere (Q203p Gulpen),
commanderen (<fr.):
kommandere (Q203p Gulpen),
heten:
ieëmes get hèesje (Q203p Gulpen),
iemand get heien (du.):
ieëmes get hèesje (Q203p Gulpen)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19238 |
bewerkelijk (zijn) |
bewerkelijk:
bewerrekelijk (Q203p Gulpen)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25573 |
bewerken van het deeg op de werktafel |
platkloppen:
platklopǝ (Q203p Gulpen)
|
De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.]
II-1
|