e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
betrekken (lucht) betrekken: betrect (Gulpen), het blijft niet droog: ⁄t blief neet drŭŭg (Gulpen) eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)] III-4-4
betten van een wonde baden: bieë (Gulpen), bieëne (Gulpen), betten: bette (Gulpen) lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)] III-1-2
beuk beuk: beuk (Gulpen), beukenboom: -  beuke bom (Gulpen) beuk [SGV (1914)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)] III-4-3
beukennootje beukennootje: -  beuke nötses (Gulpen) beukennootje [DC 39 (1965)] III-4-3
beurse plek bluts: blutsch (Gulpen) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] III-2-3
bevallen bevallen: bevalle (Gulpen), een kind het levenslicht schenken: ĕ kink ⁄t leèvèslich schinke (Gulpen), een kind krijgen: èe kink kriege (Gulpen), een kindje krijgen: u kinneke kriege (Gulpen) Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)] || levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)] III-2-2
bevel bevel: beveel (Gulpen, ... ), bevil (Gulpen, ... ), commando: commando (Gulpen), commando (<port.): commando (Gulpen) bevel [SGV (1914)] || een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
bevelen bestellen: besjtelle (Gulpen, ... ), commanderen: kommandere (Gulpen), commanderen (<fr.): kommandere (Gulpen), heten: ieëmes get hèesje (Gulpen), iemand get heien (du.): ieëmes get hèesje (Gulpen) iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
bewerkelijk (zijn) bewerkelijk: bewerrekelijk (Gulpen) niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)] III-1-4
bewerken van het deeg op de werktafel platkloppen: platklopǝ (Gulpen) De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.] II-1