33062 |
stoppeleinde van de schoof |
vot:
vǫt (Q203p Gulpen)
|
De onderkant van de schoof, daar waar de halmen afgesneden zijn. Zie afbeelding 7. [N 15, 21a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33104 |
stoppelland |
stoppelland:
štǫpǝlant (Q203p Gulpen)
|
Het akkerland waarop stoppels staan; zie het vorige lemma ''stoppels'' (5.2.8). Voor de fonetische documentatie van het woord stoppelen, zie ook het lemma ''stoppels'' (5.2.8). [N 15, 51; add. uit N 6, 7; monogr.]
I-4
|
33103 |
stoppels |
stoppelen:
štǫpǝlǝ (Q203p Gulpen)
|
De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.]
I-4
|
29008 |
stoppen |
hout stoppen:
hǭt štǫpǝ (Q203p Gulpen),
naden stoppen:
nø̜̄t štǫpǝ (Q203p Gulpen),
nagelloker stoppen:
nāgǝllǭǝkǝr štǫpǝ (Q203p Gulpen)
|
Gaten in hout dichten met stopverf. Het stoppen geschiedt na het aanbrengen van de eerste grondverflaag omdat op ongeverfd houtwerk de stopverf slecht houdt. [N 67, 71a]
II-9
|
30626 |
stopverf |
stopverf:
štǫp˲vɛrǝf (Q203p Gulpen)
|
Soort deeg vervaardigd van krijt, loodwit en lijnolie, dat wordt gebruikt voor het dichtmaken van spijkergaten en scheuren in het houtwerk en het aanstoppen van glasruiten. [N 67, 28a; monogr.]
II-9
|
30627 |
stopverf kneden |
kneden:
knē̜ (Q203p Gulpen)
|
Stopverf voor gebruik kneden. Het materiaal wordt daardoor soepeler en kan dan makkelijker worden verwerkt. [N 67, 28b]
II-9
|
30787 |
stopverf uithakken |
uithouwen:
ūthǫwǝ (Q203p Gulpen)
|
De oude stopverf met behulp van hamer en hakmes uit de sponning verwijderen. [N 67, 90a]
II-9
|
25173 |
stormx |
storm:
sjturm (Q203p Gulpen),
stormwind:
störmwind (Q203p Gulpen)
|
storm, zeer hevige, zekere tijd aanhoudende wind [tempeest] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21446 |
stortplaats |
schrootkuil:
schrotkoel (Q203p Gulpen),
stort:
stort (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
de plaats waar vuilnis gestort mag worden [stort] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17901 |
stoten |
stoten:
sjtoeëte (Q203p Gulpen),
stoëte (Q203p Gulpen),
stuiken:
sjtoeke (Q203p Gulpen)
|
stoten, stuiken [SGV (1914)] || Stoten: een schokkende of krachtige duw geven (stoken, stuiken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|