30317 |
vensterbank |
vensterbank:
venstǝrbaŋk (Q203p Gulpen)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30336 |
vensterblinden |
blinden:
blendǝ (Q203p Gulpen),
slagen:
šlē̜ǝx (Q203p Gulpen)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
30773 |
vensterglas |
ruitenglas:
rūtǝglās (Q203p Gulpen),
vensterglas:
venstǝrglās (Q203p Gulpen)
|
Het voor glasruiten meest gebruikte materiaal. Vensterglas is leverbaar in drie diktes: enkeldik: 1,5 à 2 mm, dubbeldik: 3 à 4 mm en tripel 4 à 8 mm dik. [N 67, 89b; monogr.; Vld.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blinden:
bleŋǝ (Q203p Gulpen),
slagen:
šlē̜ǝx (Q203p Gulpen),
vensterslagen:
venstǝršlē̜ǝx (Q203p Gulpen
[(idem)]
)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
25074 |
veranderen |
veranderen:
verendere (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19020 |
verbaasd |
verwonderd:
verwundert (Q203p Gulpen)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21433 |
verbeuzelen |
baren binden:
bare binge (Q203p Gulpen),
muilen:
Van Dale: muilen, (gew.) morren, pruilen.
moele zich get op enne hoŏp (Q203p Gulpen),
vermuilen:
d⁄r tied vermoele (Q203p Gulpen)
|
zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18159 |
verbinden van een wonde |
verbinden:
verbinge (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25618 |
verbranden |
verbranden:
(het brood is) vǝrbrant (Q203p Gulpen)
|
Bij een te hoge oventemperatuur zal de korst, speciaal de bovenkorst, verkolen. [N 29, 66a; monogr.]
II-1
|
18940 |
verbruien |
begaden:
begaaien (Q203p Gulpen),
pech hebben:
pech hubbe (Q203p Gulpen),
verbruien:
verbruuje (Q203p Gulpen),
verknoddelen:
get verknoddele (Q203p Gulpen),
verprutsen:
verprutse (Q203p Gulpen),
zich begaden:
zich behajje (Q203p Gulpen)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || verbruien [SGV (1914)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|