23910 |
vier uitersten |
vier uitersten:
te wète doeëd, aordèèl, hieëmel, hèl
de veer utersjte van dr miensj (Q203p Gulpen)
|
De vier uitersten van de mens (te weten: dood, oordeel, hemel, hel) [toponiem te Meijel: de Vruttersjte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22832 |
vieren |
houden:
chəh^oͅt (Q203p Gulpen)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
koffie, de -:
4 uur
d⁄r koffie (Q203p Gulpen),
koffiedrinken, het -:
’t kóffiedrinke (Q203p Gulpen),
vierurenskoffie, de -:
veer-oeres-koffie (Q203p Gulpen),
veer-oereskoffie (Q203p Gulpen)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
23762 |
vigilie |
vigilie (<lat.):
vizjilie (Q203p Gulpen)
|
De avond vóór een kerkelijke feestdag [vigilie, heiligavond]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
knepke (Q203p Gulpen),
vijf centiem:
vief centiem (Q203p Gulpen)
|
een muntstuk van vijf centimes (in België) [solleke, knepke, halve sol] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23739 |
vijf wonden van christus |
vijf wonden:
de vief wöng (Q203p Gulpen)
|
De vijf wonden, de kruiswonden van Christus [de vunnef wónde?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwartje:
kwartje (Q203p Gulpen),
vijfentwintig centiem:
25 centiem (Q203p Gulpen)
|
een muntstuk van 25 centimes (in België) [kwartje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20894 |
vijg |
vijg:
vieg (Q203p Gulpen),
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones
vieg (Q203p Gulpen)
|
De eetbare, zoete, vlezige vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
25354 |
vijl |
vijl:
vil (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
De vijl waarmee men de onderrand van de krabber scherp maakt. [N 28, 123] || In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-1, II-12
|
31371 |
vijlen |
vijlen:
vīlǝ (Q203p Gulpen)
|
Een stuk hout bewerken met de houtvijl. [N 53, 159; A 38, 61; monogr.]
II-12
|