22671 |
viool |
viool:
vioel (Q203p Gulpen)
|
Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
24387 |
vis, algemeen |
vis:
vìsj (Q203p Gulpen),
vìsje (Q203p Gulpen)
|
visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
22413 |
vishengel |
visgarde:
visgeert (Q203p Gulpen)
|
Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22646 |
vissen |
vissen:
visje (Q203p Gulpen)
|
visschen (ww.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
22414 |
vissnoer |
lijn:
ling (Q203p Gulpen)
|
Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19602 |
vlaaischotel |
vlaaischotel:
vlasjottel (Q203p Gulpen)
|
schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)]
III-2-1
|
21424 |
vlaams |
vlaams:
vlaams (Q203p Gulpen)
|
Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
merkĕf (Q203p Gulpen),
merkof (Q203p Gulpen)
|
Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)] || meerkol [SGV (1914)]
III-4-1
|
21394 |
vlag |
vaan:
vaan (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
vlag [SGV (1914)] || vlag: Loopt Klaas voorop met de -? [DC 39 (1965)]
III-3-1
|