30709 |
witten |
witten:
wetǝ (Q203p Gulpen)
|
Een muur of plafond bestrijken met witkalk. Doorgaans wordt voor witkalk gebruik gemaakt van kalk die met veel water is geblust en daarna in een kuil heeft gestaan om eventueel nog ongebluste deeltjes gelegenheid te geven uit te blussen en om een gedeelte van het overtollige water te verliezen. [N 67, 66e; monogr.; Vld.]
II-9
|
18867 |
woede |
colre (fr.):
koleere (Q203p Gulpen),
gift:
gif (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21873 |
woeker |
woeker:
woeker (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17890 |
woelen |
woelen:
weule (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
goensdig (Q203p Gulpen),
gonsdig (Q203p Gulpen),
gonstig (Q203p Gulpen),
goonsdag (Q203p Gulpen)
|
dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || Woensdag [SGV (1914)]
III-4-4
|
21131 |
woest, wild rijden |
brassen:
brassen (Q203p Gulpen),
jagen:
jage (Q203p Gulpen)
|
woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25210 |
wolkenbank |
streep wolken:
⁄n striep wolke (Q203p Gulpen)
|
lange streep wolken die onbeweeglijk aan de horizon hangt [bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18132 |
wonde |
blessure:
blessur (Q203p Gulpen),
blessure (Q203p Gulpen),
wonde:
wong (Q203p Gulpen)
|
Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23337 |
wonder |
wonder:
wonder (Q203p Gulpen)
|
wonder [SGV (1914)]
III-3-3
|
23919 |
wonderdoener |
wonderdoener:
nne wonderdeuner (Q203p Gulpen)
|
Een wonderdoener. [N 96D (1989)]
III-3-3
|