e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witten witten: wetǝ (Gulpen) Een muur of plafond bestrijken met witkalk. Doorgaans wordt voor witkalk gebruik gemaakt van kalk die met veel water is geblust en daarna in een kuil heeft gestaan om eventueel nog ongebluste deeltjes gelegenheid te geven uit te blussen en om een gedeelte van het overtollige water te verliezen. [N 67, 66e; monogr.; Vld.] II-9
woede colre (fr.): koleere (Gulpen), gift: gif (Gulpen, ... ) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] III-1-4
woeker woeker: woeker (Gulpen, ... ) onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1
woelen woelen: weule (Gulpen, ... ) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2
woensdagx goensdag: goensdig (Gulpen), gonsdig (Gulpen), gonstig (Gulpen), goonsdag (Gulpen) dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || Woensdag [SGV (1914)] III-4-4
woest, wild rijden brassen: brassen (Gulpen), jagen: jage (Gulpen) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1
wolkenbank streep wolken: ⁄n striep wolke (Gulpen) lange streep wolken die onbeweeglijk aan de horizon hangt [bank] [N 81 (1980)] III-4-4
wonde blessure: blessur (Gulpen), blessure (Gulpen), wonde: wong (Gulpen) Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonder wonder: wonder (Gulpen) wonder [SGV (1914)] III-3-3
wonderdoener wonderdoener: nne wonderdeuner (Gulpen) Een wonderdoener. [N 96D (1989)] III-3-3