e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dobber stopje: sjtöpke (Gulpen) dobber [SGV (1914)] III-3-2
dochter dochter: dochter (Gulpen, ... ), dōchter (Gulpen), meidje: metsje (Gulpen, ... ), meisje  metsje (Gulpen) (dochter;) Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || dochter [DC 03 (1934)] || dochter; (Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || dochter; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
dode lijk: liek (Gulpen), (= lijk).  liek (Gulpen), (ie lang uitspreken).  liek (Gulpen), lange ie  t liek (Gulpen) het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 87 (1981)] || het lijk [de liech] [N 96D (1989)] III-2-2
dode tak dode tak: Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones oe = lang  doeë tak (Gulpen), dorre tak: dorretak (Gulpen), stek: WLD  stek (Gulpen, ... ) Een dode tak (stek). [N 82 (1981)] III-4-3
doden slachten: šlaxtǝ (Gulpen) De in dit lemma opgenomen gegevens duiden op het doden in het algemeen. De woordtypen kunnen betrekking hebben op zowel het doden van een varken als van een rund. Een bij de opgave eventueel bijgevoegd object ''varken'', ''rund'', ''koe'', ''beest''is niet in het woordtype opgenomen. De opgaven die wijzen op een doden door slaan met een hamer zijn ondergebracht in het lemma ''verdoven'', omdat het slachtdier in de regel door de slag eerst verdoofd raakte. Hierna kon het gemakkelijk gedood worden door steken of snijden. [N 28, 11a; N 28, 11b; N 28, 12 a; monogr.] II-1
dodenhuisje dodenkapel: doeëdekapel (Gulpen) Een mortuarium, dodenkapel in of bij de kerk. [N 96A (1989)] III-3-3
dodenwake dodenwacht: de doeëdewach (Gulpen) de dodewake [doeëdewach] [N 96D (1989)] III-2-2
doedelzak doedelzak: doedelzak (Gulpen) Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)] III-3-2
doek doek: dook (Gulpen), hae vreef de schoon op met un dook (Gulpen) doek [SGV (1914)] || Doek. Hij wreef z’n schoenen op met ’n doek. [DC 35 (1963)] III-1-3
doel goal (eng.): de gool (Gulpen), Karte 169.  goal (Gulpen) Het doel. [DC 49 (1974)] || Tor des Fussballspiels. III-3-2