22415 |
dobber |
stopje:
sjtöpke (Q203p Gulpen)
|
dobber [SGV (1914)]
III-3-2
|
20332 |
dochter |
dochter:
dochter (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen),
dōchter (Q203p Gulpen),
meidje:
metsje (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen),
meisje
metsje (Q203p Gulpen)
|
(dochter;) Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || dochter [DC 03 (1934)] || dochter; (Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || dochter; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
20419 |
dode |
lijk:
liek (Q203p Gulpen),
(= lijk).
liek (Q203p Gulpen),
(ie lang uitspreken).
liek (Q203p Gulpen),
lange ie
t liek (Q203p Gulpen)
|
het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 87 (1981)] || het lijk [de liech] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
24726 |
dode tak |
dode tak:
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones oe = lang
doeë tak (Q203p Gulpen),
dorre tak:
dorretak (Q203p Gulpen),
stek:
WLD
stek (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
Een dode tak (stek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25373 |
doden |
slachten:
šlaxtǝ (Q203p Gulpen)
|
De in dit lemma opgenomen gegevens duiden op het doden in het algemeen. De woordtypen kunnen betrekking hebben op zowel het doden van een varken als van een rund. Een bij de opgave eventueel bijgevoegd object ''varken'', ''rund'', ''koe'', ''beest''is niet in het woordtype opgenomen. De opgaven die wijzen op een doden door slaan met een hamer zijn ondergebracht in het lemma ''verdoven'', omdat het slachtdier in de regel door de slag eerst verdoofd raakte. Hierna kon het gemakkelijk gedood worden door steken of snijden. [N 28, 11a; N 28, 11b; N 28, 12 a; monogr.]
II-1
|
23388 |
dodenhuisje |
dodenkapel:
doeëdekapel (Q203p Gulpen)
|
Een mortuarium, dodenkapel in of bij de kerk. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20441 |
dodenwake |
dodenwacht:
de doeëdewach (Q203p Gulpen)
|
de dodewake [doeëdewach] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
22674 |
doedelzak |
doedelzak:
doedelzak (Q203p Gulpen)
|
Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18252 |
doek |
doek:
dook (Q203p Gulpen),
hae vreef de schoon op met un dook (Q203p Gulpen)
|
doek [SGV (1914)] || Doek. Hij wreef z’n schoenen op met ’n doek. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
de gool (Q203p Gulpen),
Karte 169.
goal (Q203p Gulpen)
|
Het doel. [DC 49 (1974)] || Tor des Fussballspiels.
III-3-2
|