e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gutshoven

Overzicht

Gevonden: 858
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
komen komen: kōmə (Gutshoven) komen [RND] III-1-2
komkommer komkommel: komkoemmel (Gutshoven) [ZND 41 (1943)] I-7
konijn konijn: kəneiən (Gutshoven), kənēͅ.ən (Gutshoven), ook ondergebracht mat. van ZND01, u-130  kənɛjən (Gutshoven), pl.  kəneͅinə (Gutshoven, ... ) konijn [ZND 01 (1922)], [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1
koning koning: køͅyniŋk (Gutshoven) koning [RND] III-3-1
koning en vrouw van een kleur in een hand de twee meesters: də twi mestərs (Gutshoven), koning en dame: de keuning en de dam (Gutshoven) Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)] III-3-2
koning in het kaartspel koning: kueəning (Gutshoven) Koning: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)] III-3-2
kookkachel, fornuis cuisinière (fr.): kuzənijər (Gutshoven), kwizənijər (Gutshoven) de vierkante kookkachel, met twee of vier ovens van voren [ZND 23 (1937)] III-2-1
kool, algemeen: een krop kool hoofd: høͅyt (Gutshoven), kabuis: kəbōͅəs (Gutshoven), kool: kəøl (Gutshoven) [ZND m]krop kool [Goossens 1b (1960)] I-7
koolmees, mees mees: meiəs (Gutshoven) mees [ZND 01 (1922)] III-4-1
koorts koorts: kuts (Gutshoven) koorts [RND] III-1-2