17813 |
komen |
komen:
kōmə (P195p Gutshoven)
|
komen [RND]
III-1-2
|
33606 |
komkommer |
komkommel:
komkoemmel (P195p Gutshoven)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
20005 |
konijn |
konijn:
kəneiən (P195p Gutshoven),
kənēͅ.ən (P195p Gutshoven),
ook ondergebracht mat. van ZND01, u-130
kənɛjən (P195p Gutshoven),
pl.
kəneͅinə (P195p Gutshoven, ...
P195p Gutshoven)
|
konijn [ZND 01 (1922)], [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
21266 |
koning |
koning:
køͅyniŋk (P195p Gutshoven)
|
koning [RND]
III-3-1
|
22518 |
koning en vrouw van een kleur in een hand |
de twee meesters:
də twi mestərs (P195p Gutshoven),
koning en dame:
de keuning en de dam (P195p Gutshoven)
|
Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
22812 |
koning in het kaartspel |
koning:
kueəning (P195p Gutshoven)
|
Koning: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
19416 |
kookkachel, fornuis |
cuisinière (fr.):
kuzənijər (P195p Gutshoven),
kwizənijər (P195p Gutshoven)
|
de vierkante kookkachel, met twee of vier ovens van voren [ZND 23 (1937)]
III-2-1
|
33546 |
kool, algemeen: een krop kool |
hoofd:
høͅyt (P195p Gutshoven),
kabuis:
kəbōͅəs (P195p Gutshoven),
kool:
kəøl (P195p Gutshoven)
|
[ZND m]krop kool [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
24192 |
koolmees, mees |
mees:
meiəs (P195p Gutshoven)
|
mees [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
18004 |
koorts |
koorts:
kuts (P195p Gutshoven)
|
koorts [RND]
III-1-2
|