22810 |
refrein |
refrein:
refrīən (P195p Gutshoven)
|
Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
riəngel (P195p Gutshoven)
|
regen [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
21455 |
rekenen |
cijferen:
ceefere (P195p Gutshoven),
rekenen:
riekene (P195p Gutshoven),
tellen:
telle (P195p Gutshoven)
|
rekenen [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
20559 |
rest in het glas |
klats:
klats (P195p Gutshoven)
|
kleine hoeveelheid drank die onder in een glas overblijft [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
24302 |
restant vissen |
zalm:
zaləm (P195p Gutshoven)
|
zalm [ZND m]
III-4-2
|
24230 |
restant vogels |
pelikaan:
pelikaa͂n (P195p Gutshoven),
struisvogel:
strøəsvogel (P195p Gutshoven)
|
pelikaan [ZND m] || struisvogel [ZND m]
III-4-1
|
18085 |
reumatiek |
reumatiek:
rəmətik (P195p Gutshoven)
|
reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
21269 |
rijkdom |
rijkdom:
rikdom (P195p Gutshoven)
|
rijkdom [RND]
III-3-1
|
21476 |
rijksveldwachter |
bode:
boi(jə) (P195p Gutshoven)
|
Hoe zegt men dat iemand door den veldwachter in boete wordt geslagen? Vertaal: "De veldwachter zal hem ... [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
21474 |
rijkswachter |
gendarme (fr.):
enə jəndɛrm (P195p Gutshoven)
|
Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|