e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gutshoven

Overzicht

Gevonden: 858
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schipper schipper: sxipər (Gutshoven) schipper [RND] III-3-1
schommel schok: ən schok (Gutshoven) Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] III-3-2
school school: də keiŋər zən no də sxuəl (Gutshoven), sxuul (Gutshoven) de kinderen zijn naar school [ZND 42 (1943)] || school [RND] III-3-1
schoolkinderen schoolkinderen: sxu.ulkɛiŋər (Gutshoven) schoolkinderen [RND] III-3-1
schoppen schoppen: wəxsxupə (Gutshoven) stampen: hoe zegt ge als ge iets met een voetbeweging verwijdert b.v. een hond weg... [ZND 42 (1943)] III-1-2
schoppen in het kaartspel schoppen: schəpə (Gutshoven) Schoppen: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)] III-3-2
schoteltje schotel: sxotəl (Gutshoven), sXōtəl (Gutshoven) een kopje met een schoteltje [ZND 34 (1940)] || schoteltje [ZND 34 (1940)] III-2-1
schrede schrede: schrei (Gutshoven) een schrede (zover men ineens kan stappen) [ZND 42 (1943)] III-1-2
schrobbezem schrobborstel: schroepbossel (Gutshoven) schuurborstel [ZND m] III-2-1
schuchter bleu: ook materiaal znd 21, 36  bluiə (Gutshoven), blə (Gutshoven) schuchter (bloode) [ZND 01 (1922)] III-1-4