e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gutshoven

Overzicht

Gevonden: 858
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vleermuis vleermuis: vliermōəs (Gutshoven) vleermuis [ZND 08 (1925)] III-4-2
vleesmade, larve van de bromvlieg made: mao (Gutshoven) made [ZND 38 (1942)] III-4-2
vleien fletsen: hijə kan fletsə (Gutshoven) Hij kan flikflooien (laag vleien, mouwstrijken, enz.). [ZND 23 (1937)] III-3-1
vleier fletser: flətsər (Gutshoven), oogdienaar: vgl. WNT: oogendienaar, daarnevens oogdienaar, ... Iemand die eens anders ogen "dient", gehoorzaam is, die een ander naar de oogen ziet, vandaar: vleier.  oəgdinər (Gutshoven) een bloksleper (vleier) of andere woorden voor vleier, mouwveger enz. [ZND 32 (1939)] III-3-1
vlinder pepel: piə.pəl (Gutshoven) vlinder, pepel [RND] III-4-2
vod vod: vot (Gutshoven) Vod. Met een vod afkuisen [ZND 37 (1941)] III-1-3
voetzool zool: zuŏəl (Gutshoven) hoe heet het onderste vlak van de voet [ZND 40 (1942)] III-1-1
vogel, algemeen vogel (mv.): vogels (Gutshoven) gevogelte [ZND 35 (1941)] III-4-1
volk (mensen) mensen: minsə (Gutshoven) volk [RND] III-3-1
vonk vonk: voͅu̯əŋk (Gutshoven, ... ) vonk, geinster [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-2-1