e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gutshoven

Overzicht

Gevonden: 858
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vriend kameraad: komərōͅət (Gutshoven) vriend(in) [RND] III-3-1
vroegmis eerste mis: də jostə meis (Gutshoven), vroege mis: də vrugə meis (Gutshoven), vroegmis: vrychmi.is (Gutshoven) Hoe heet de vroegste mis op zondag? [ZND 38 (1942)] || vroegmis [RND] III-3-3
vrouw vrouw: vrou (Gutshoven), vroͅu (Gutshoven) vrouw [RND], [RND] III-3-1
vrouwelijke duif duivin: dòu`vin (Gutshoven), dəvin (Gutshoven) Duif, vrouwelijk. [ZND 39 (1942)] || Wijfjesduif. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
vrouwelijke hond, teef tooi: toi (Gutshoven), wijfje: weͅfkə (Gutshoven) teef [Goossens 1b (1960)] III-2-1
vrouwelijke kat kattin: ka’tin (Gutshoven), koͅtin (Gutshoven) moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] || vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)] III-2-1
vruchtgebruik leeftocht: liəftoͅx (Gutshoven) hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)] III-3-1
vuistslag op de rug kabotsslag: kabotslaaog (Gutshoven) Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)] III-3-2
wandluis wandluis: fon. var. van "wandluis"niet overgenomen  wandluis (Gutshoven) wandluis [ZND 34 (1940)] III-4-2
wang wang: waŋə (Gutshoven) hoe heet het zijvlak van het aangezicht ? Vertaal: zij heeft rode ... [ZND 36 (1941)] III-1-1