25007 |
grootte |
grootte:
greude (L429p Guttecoven)
|
grootte [SGV (1914)]
III-4-4
|
20288 |
grootvader |
bestevader:
wordt zelden gebruikt
bèstevader (L429p Guttecoven)
|
grootvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
25004 |
grootx |
groot:
groot (L429p Guttecoven)
|
groot [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33317 |
grote boerderij |
hof:
hǭf (L429p Guttecoven)
|
Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
22056 |
grote duiventeek |
bloedluis:
bloodlūūz (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: grote duiveteek of mijtteek: zuigen bloed s nachts bij broedende vogels. Larven als rode speldeknoppen onder de vleugels en in de hals. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop:
houp (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven),
hopen (mv.):
huip (L429p Guttecoven)
|
een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] || hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
23543 |
grote hostie |
grote hostie (<lat.):
groate hostie (L429p Guttecoven)
|
De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22504 |
grote knikker |
jachelaar:
jaggelaer (L429p Guttecoven),
(= dikke knikker).
jachelêr (L429p Guttecoven),
marbel:
(= dikkere knikker).
mŏarbel (L429p Guttecoven)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Een grote knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|
22143 |
grote mand waarin de duiven per trein of vrachtwagen vervoerd worden |
duivenkorf:
doevəkörf (L429p Guttecoven)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de grote manden waarin de duiven per trein of vrachtwagen vervoerd worden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote poets:
groate pôts (L429p Guttecoven),
poets:
de pôts is gedaon (L429p Guttecoven),
wir zeen aan de pôts (L429p Guttecoven)
|
de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|