e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knie knie: knee (Guttecoven, ... ), kneej (Guttecoven) knie [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
knielbankje knielbankje: kneelbenkske (Guttecoven) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knielen knielen: kneelen (Guttecoven) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kniezen kniezen: kneize (Guttecoven) kniezen [SGV (1914)] III-1-4
knijpen knijpen: kniepe (Guttecoven), pitsen: pitsje (Guttecoven) knellen [SGV (1914)] || nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikkebenen wapperen: wòppere (Guttecoven) lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)] III-1-2
knikker huif: huuf (Guttecoven), uuve (Guttecoven), (= kleine knikker).  huuf (Guttecoven), meisje: mesje (Guttecoven) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] || knikker [SGV (1914)] III-3-2
knikkeren huiven: uuve (Guttecoven) Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)] III-3-2
knikkeren: met grote knikkers ~ jachelen: jachele (Guttecoven) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
knikkerkuiltje kuiltje: kuulke (Guttecoven, ... ) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] III-3-2