23540 |
koorkap |
koorkap:
koarkap (L429p Guttecoven)
|
De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
brand:
brantj (L429p Guttecoven),
koorts:
koorts (L429p Guttecoven)
|
koorts [SGV (1914)]
III-1-2
|
23563 |
koorzanger |
koorzanger:
koarzenger (L429p Guttecoven),
zanger:
zenger (L429p Guttecoven)
|
Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33063 |
kop van de schoof |
kop:
kǫp (L429p Guttecoven)
|
De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b]
I-4
|
21411 |
kopen |
gelden:
Opm. dit woord wordt meer/vaker gebruikt.
gelje (L429p Guttecoven),
kopen:
koupe (L429p Guttecoven)
|
koopen [SGV (1914)]
III-3-1
|
19883 |
koper poetsen |
poetsen:
potsə (L429p Guttecoven)
|
metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19582 |
kopje |
bakje:
bɛkskə (L429p Guttecoven),
kopje:
køͅpkə (L429p Guttecoven)
|
een kop koffie [SGV (1914)]
III-2-1
|
33987 |
kopnet |
vliegengaren:
[vliegengaren] (L429p Guttecoven)
|
Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a]
I-10
|
21944 |
koppel |
koppel:
kòppel (L429p Guttecoven)
|
Wat is de dialectbenaming voor: een paar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20368 |
koppelen |
bijeenzetten:
bie-ein zēttə (L429p Guttecoven),
koppelen:
kòppələ (L429p Guttecoven)
|
koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 87 (1981)] || Wat is de dialectbenaming voor: het bij elkaar zetten van duivers (doffers) en duivinnen? [N 93 (1983)]
III-2-2, III-3-2
|