29119 |
koppelstang |
haspelstangetje:
haspǝlštaŋkskǝ (L429p Guttecoven)
|
De lat met aan de wielzijde een gebogen gedeelte, waarmee de trapbeweging door middel van de trede op het drijfwiel wordt overgebracht. [N 34, B4]
II-7
|
19325 |
koppig |
kops:
köpsj (L429p Guttecoven),
verkeerd:
verkeerd (L429p Guttecoven)
|
koppig [SGV (1914)]
III-1-4
|
20109 |
korenbloem |
blauwbloem:
blau̯blōm (L429p Guttecoven),
-
blau:wbloom (L429p Guttecoven),
korenbloem:
kǭrǝblōm (L429p Guttecoven),
-
koarebloom (L429p Guttecoven)
|
Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem [DC 13 (1945)]
I-5, III-4-3
|
33092 |
korenmijt zetten |
mijten:
mitǝ (L429p Guttecoven)
|
Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
32536 |
korf |
korf:
kø̜rǝf (L429p Guttecoven)
|
In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.]
II-12
|
24539 |
kornoelje (alg.) |
konkernol:
cŏankernŭl (L429p Guttecoven),
WLD
koenker nölle (L429p Guttecoven)
|
De kornoelje. Gele kornoelje me gele bloemen en karmijnrode vruchten, 3-7 m hoog; de geelbruine schors schilfert in kleine schubben af. [N 82 (1981)] || kornoelje [SGV (1914)]
III-4-3
|
25286 |
korrel, maat van 0,1 gram |
lood:
load (L429p Guttecoven)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 0,1 gram [korrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17797 |
kort geknipt haar |
kaal:
kāāl (L429p Guttecoven)
|
overal kort geknipt hoofdhaar [tieters] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
22175 |
kort van bouw |
gestuikt:
gesjtoek (L429p Guttecoven)
|
Hoe zegt men in Uw dialect van een duif: kort van bouw of geraamte? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18013 |
kortademig |
kort:
kort van aom (L429p Guttecoven)
|
kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)]
III-1-2
|