e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ravotten spelen: sjpeele (Guttecoven), zich krijgen: zig kriege (Guttecoven) stoeien [SGV (1914)] || Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)] III-3-2
recht uit de richting van de losplaats aankomen van boven: van boavə (Guttecoven) Hoe zegt men: het aankomen van de duif: recht uit de richting van de losplaats? [N 93 (1983)] III-3-2
recht vooruitstoten met de armen stoten: sjoate (Guttecoven) stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)] III-1-2
rechtbank rechtbank: rĕchbank (Guttecoven) rechtbank [SGV (1914)] III-3-1
rechte, vormeloze benen stokken: stekke (Guttecoven) benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] III-1-1
rechtspreken berechten: bèrechtə (Guttecoven) rechtspreken [rechten] [N 90 (1982)] III-3-1
reeks, rij rij: rie (Guttecoven), riej (Guttecoven), (Maatstok).  riel (Guttecoven) een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] || rij [SGV (1914)] III-4-4
regenboog regenboog: rèènge baog (Guttecoven) regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] III-4-4
regenbuitje schuiltje: sjuulke (Guttecoven) licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)] III-4-4
regenen (alg.) regenen: raegene (Guttecoven), raengene (Guttecoven) regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] || regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)] III-4-4