e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spanlat van de spanzaag vregeltje: vręjgǝlkǝ (Guttecoven) Latje waarmee het spantouw aangedraaid wordt om de zaag op te spannen. Om te voorkomen dat het touw ontspant, zet men het latje vast achter de spanregel. Zie ook afb. 18. [N 53, 8b; N I, 1b; monogr.] II-12
spannen spannen: sjpanne (Guttecoven) spannen [SGV (1914)] III-1-2
spanstokje trekpaal: trɛkpǭl (Guttecoven) Stok of paaltje in de afrasteringsdraad waarmee men die draad spant. [N 14, 65] I-8
sparen sparen: sjpààrə (Guttecoven) bewaren, niets opmaken, om zijn bezit te vergroten [sparen, muiken] [N 89 (1982)] III-3-1
spartelen spartelen: sjpartele (Guttecoven) spartelen [SGV (1914)] III-1-2
spatader spatader: sjpatoar (Guttecoven) spatader [SGV (1914)] III-1-2
spatten spatten: sjpattə (Guttecoven), springen: sjpringe (Guttecoven) in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)] || spatten [SGV (1914)] III-4-4
speculeren speculeren: sjpikkelaerə (Guttecoven) kopen, verkopen of wachten met kopen of verkopen in de verwachting winst te maken door stijging of daling van prijzen [lippen, speculeren] [N 89 (1982)] III-3-1
speeksel uitspuwen kotsen: kotse (Guttecoven), spijen: sjpieje (Guttecoven, ... ) spuwen [SGV (1914)] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)] III-1-1
speelkaart kaart: kaart (Guttecoven) Elk van de kaarten van het kaartspel, speelkaart [flep, flik]. [N 88 (1982)] III-3-2