18268 |
want |
want:
wante (L429p Guttecoven)
|
wanten, met duim maar zonder vingers [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21743 |
wapen |
wapen:
woapə (L429p Guttecoven)
|
een voorwerp dat bestemd is om iemand letsel toe te brengen of zich ermee te verdedigen [wapen, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21741 |
wapenschild |
schild:
sjilt (L429p Guttecoven)
|
een bord waarop een wapen [bijv. van een legeronderdeel] geschilderd is [schild, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25204 |
warm weerx |
warm (weer):
wĕrm (L429p Guttecoven),
wèrm (L429p Guttecoven)
|
warm [SGV (1914)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19717 |
was |
was:
wĕsj (L429p Guttecoven)
|
wasch [SGV (1914)]
III-2-1
|
19714 |
wasbord |
wasbred:
wesbraeth (L429p Guttecoven)
|
de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
23597 |
wasdraad |
spintlicht:
sjpèntleeg (L429p Guttecoven)
|
De in was gedrenkte draad, gebruikt om kaarsen aan te steken [spintlicht?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19520 |
wastobbe, wasteil |
kuip:
koep (L429p Guttecoven),
tijn:
tiel (L429p Guttecoven)
|
teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19645 |
wasvrouw |
waswijf:
wèsjwief (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt u de wasvrouw? (wasvrouw, wasses) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19457 |
waterdamp, wasem |
damp:
damp (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
Zichtbaar gasmengsel dat bij het koken van water opstijgt (damp, blaak) [N 79 (1979)]
III-2-1
|