21952 |
broedhokje |
broedhok:
breu-hok (L429p Guttecoven)
|
Hoe heet verder: broedhokje, broedvak? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22040 |
broedschotel |
broedschotel:
breu-sjootel (L429p Guttecoven)
|
Hoe heet verder: aarden schotel dienend als nest? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33614 |
broeibak |
broeibak:
bruibak (L429p Guttecoven)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
boks (L429p Guttecoven),
bòks (L429p Guttecoven),
broek:
brook (L429p Guttecoven)
|
broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
24913 |
broekland, moeras |
zomp:
zomp (L429p Guttecoven)
|
moeras [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
18423 |
broekspijp |
boksenpijp:
bókse piepe (L429p Guttecoven)
|
pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
boksenriem:
bóksereem (L429p Guttecoven)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
vottentas:
votte tèsj (L429p Guttecoven)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
bokstas:
bókstèsj (L429p Guttecoven)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broer:
broor (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven,
L429p Guttecoven)
|
broeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || broer [DC 03 (1934)]
III-2-2
|