e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

Gevonden: 4202
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broedhokje broedhok: breu-hok (Guttecoven) Hoe heet verder: broedhokje, broedvak? [N 93 (1983)] III-3-2
broedschotel broedschotel: breu-sjootel (Guttecoven) Hoe heet verder: aarden schotel dienend als nest? [N 93 (1983)] III-3-2
broeibak broeibak: bruibak (Guttecoven) [SGV (1914)] I-7
broek: algemeen boks: boks (Guttecoven), bòks (Guttecoven), broek: brook (Guttecoven) broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)] III-1-3
broekland, moeras zomp: zomp (Guttecoven) moeras [DC 02 (1932)] III-4-4
broekspijp boksenpijp: bókse piepe (Guttecoven) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem boksenriem: bóksereem (Guttecoven) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak achter vottentas: votte tèsj (Guttecoven) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij bokstas: bókstèsj (Guttecoven) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broer: broor (Guttecoven, ... ) broeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || broer [DC 03 (1934)] III-2-2