22051 |
darmwormen |
wormen:
wēūrm (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: inwendige parasieten of darmwormen in het algemeen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18250 |
das, sjaal |
sjaal:
sjaal (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
das (doek) [SGV (1914)] || das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25117 |
dauw |
dauw:
dauw (L429p Guttecoven)
|
dauw die s morgens over de velden hangt [doom, domp, mok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33519 |
dauw op vruchten |
dauw:
WLD
dauwə (L429p Guttecoven)
|
Het tijdens de rijping op druiven, pruimen, appelen, etc. ontstane laagje dat de glans verdoft en aan de vruchten een frisse aanblik geeft (dauw, loom, dons, was). [N 82 (1981)]
I-7
|
32891 |
daverwaat |
daverwaat:
dāvǝrwāt (L429p Guttecoven)
|
Blad van de zeis dat zijn spanning heeft verloren en "klappert" bij het maaien. Dit kan gebeuren wanneer het blad door veelvuldig gebruik en wetten te dun is geworden en de zeis versleten raakt. Maar een zeis kan ook "daverwatig" worden als er ondeskundig is gehaard, onregelmatig of te ver van de eigenlijke snede af, naast het haarpad, of wanneer er te lang op één en dezelfde plaats is geslagen. Men vindt in dit lemma substantieven (zoals daverwaat (subst. èn adj.), daverblad, klapzeis), adjectieven (zoals daverwatig, klapperwatig, versleten) en uitdrukkingen (zoals er zit de koekoek in of de zeis fronselt) bijeen. [N 18, 89; monogr.]
I-3
|
22128 |
de aankomst van de duif telefonisch melden |
melden:
mèljə (L429p Guttecoven)
|
het telefonisch melden van de aankomst van de duif [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23256 |
de avond luiden |
de avondsklok luiden:
də køͅstər lūt də ōͅvəskloͅk (L429p Guttecoven)
|
Het angelus luiden aan het begin van de avond [het luidt......?] [de koster luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23471 |
de doodsklok luiden |
overluiden:
euverloewe (L429p Guttecoven)
|
Het luiden voor iemand die pas gestorven is, een overledene overluiden [t loet tsóm doeëd, de doodsklok luiden, iemand ovverluuje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21997 |
de duiven niet loslaten |
niet lossen:
nēēt lòssə (L429p Guttecoven)
|
de duiven niet loslaten? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22010 |
de duivenklok afstemmen op de moederklok |
afslaan:
aafsjloan (L429p Guttecoven)
|
Hoe heet het afstemmen van de klok op de tijd van de moederklok? [N 93 (1983)]
III-3-2
|