24140 |
duif, overige soorten |
kapucijner:
met een brede halskraag
kapetsien’ger (Q121d Haanrade),
kroppet:
krop’pet (Q121d Haanrade),
moesj:
bonte duif
moesj (Q121d Haanrade),
reisduif:
rees’doef (Q121d Haanrade),
sierduif:
tseer’doef (Q121d Haanrade),
sprikker:
gespikkelde —
sjprik’ker (Q121d Haanrade),
vale (duif):
met vale kleur
vaal (Q121d Haanrade),
veldduif:
veld’doef (Q121d Haanrade)
|
duif, naar kleur || kropduif || postduif || sierduif || veldduif
III-4-1
|
28152 |
duimstok |
voetmaat:
vosmǫas (Q121d Haanrade),
zollstock:
tsǫlštǫk (Q121d Haanrade)
|
Vouwbare maatstok waarvan de vier delen ieder vijfentwintig cm lang zijn. Aan de uiteinden is elk deel versterkt met metaal. De metalen scharnieren van de duimstok bestaan uit ronde schijven die over elkaar draaien. De twee scharnieren in het midden zijn penvormig. Vroeger was de duimstok verdeeld volgens de duimschaal; tegenwoordig zijn uitvoeringen in gebruik met aan de ene kant een duimschaal en aan de andere kant een metrische schaal. Zie ook afb. 99. [N 53, 184a; monogr.]
II-12
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
zij:
zij (Q121d Haanrade)
|
duivin
III-4-1
|
24811 |
duizendblad |
gerf:
jerf (Q121d Haanrade),
hazegerf:
ha’zeejerf (Q121d Haanrade),
schaapsgerf:
sjoafs’-jerf (Q121d Haanrade)
|
duizendblad
III-4-3
|
24312 |
duizendpoot |
duizendpoot:
doe’zendpoeët (Q121d Haanrade)
|
duizendpoot
III-4-2
|
20045 |
duizendschoon |
duizendschoon:
doe’zendsjoeël (Q121d Haanrade)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.)
III-2-1
|
19310 |
durven |
durven:
dur’ve (Q121d Haanrade)
|
durven
III-1-4
|
19504 |
dweil |
opnemer:
opneəmər (Q121d Haanrade),
schroblommel:
šruplūməl (Q121d Haanrade)
|
dweil
III-2-1
|
19260 |
dwingen |
zwingen (du.):
tswinge (Q121d Haanrade)
|
dwingen
III-1-4
|
20394 |
echtgenoot |
ehemann (du.):
ieë’man (Q121d Haanrade)
|
echtgenoot
III-2-2
|