20346 |
grootmoeder |
bestemoeder:
bestemoder (L322p Haelen),
bestemooder (L322p Haelen),
grootmoeder:
groatmooder (L322p Haelen),
grootmoder (L322p Haelen, ...
L322p Haelen,
L322p Haelen,
L322p Haelen)
|
grootmoeder [DC 05 (1937)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
20345 |
grootouders |
grootouders:
groataojers (L322p Haelen),
grootoujers (L322p Haelen)
|
grootouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20288 |
grootvader |
bestevader:
bestevader (L322p Haelen, ...
L322p Haelen),
grootvader:
groatvader (L322p Haelen),
grootvader (L322p Haelen, ...
L322p Haelen,
L322p Haelen,
L322p Haelen)
|
grootvader [DC 05 (1937)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
25004 |
grootx |
groot:
groot (L322p Haelen),
groùet (L322p Haelen),
grūət (L322p Haelen)
|
groot [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
bussel:
bössel (L322p Haelen),
hoop:
houp (L322p Haelen)
|
een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22504 |
grote knikker |
kogel:
kogel (L322p Haelen)
|
Een grote knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|
24165 |
grote lijster |
dubbele lijster:
dubbele liester (L322p Haelen),
dubbele līēster (L322p Haelen),
döbbele liester (L322p Haelen)
|
grote lijster || grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote poets:
de groote poets (L322p Haelen),
wè hubbe de groote poets al gedaon (L322p Haelen),
wè zeen aan ne (groote) poets (L322p Haelen)
|
de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
22675 |
grote trom |
dikke trom:
dieke trom (L322p Haelen)
|
Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
24857 |
grote weegbree |
ezelsoren:
ɛ̄zǝlsōǝrǝ (L322p Haelen)
|
Plantago major L. Zeer algemeen voorkomend onkruid in akkers, tuinen en wegbermen, met breed-eironde, duidelijk generfde bladeren, die in een rozet vanuit de wortel groeien. Bovenaan de rechtopgaande stengel zit een langwerpige groene aar met bruine pluisjes. De plant wordt tot 50 cm hoog en bloeit van mei tot november. Bij de naamgeving worden de grote (of brede) en smalle weegbree (zie het lemma Smalle Weegbree) vaak niet van elkaar onderscheiden. Bij de volgende opgaven werd specifiek verneld dat ze op de grote betrekking hebben.
I-5
|