e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

Gevonden: 3663
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grootmoeder bestemoeder: bestemoder (Haelen), bestemooder (Haelen), grootmoeder: groatmooder (Haelen), grootmoder (Haelen, ... ) grootmoeder [DC 05 (1937)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootouders grootouders: groataojers (Haelen), grootoujers (Haelen) grootouders [DC 05 (1937)] III-2-2
grootvader bestevader: bestevader (Haelen, ... ), grootvader: groatvader (Haelen), grootvader (Haelen, ... ) grootvader [DC 05 (1937)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootx groot: groot (Haelen), groùet (Haelen), grūət (Haelen) groot [DC 03 (1934)] III-4-4
grote hoeveelheid, hoop bussel: bössel (Haelen), hoop: houp (Haelen) een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] III-4-4
grote knikker kogel: kogel (Haelen) Een grote knikker. [N R (1968)] III-3-2
grote lijster dubbele lijster: dubbele liester (Haelen), dubbele līēster (Haelen), döbbele liester (Haelen) grote lijster || grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)] III-4-1
grote schoonmaak grote poets: de groote poets (Haelen), wè hubbe de groote poets al gedaon (Haelen), wè zeen aan ne (groote) poets (Haelen) de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
grote trom dikke trom: dieke trom (Haelen) Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)] III-3-2
grote weegbree ezelsoren: ɛ̄zǝlsōǝrǝ (Haelen) Plantago major L. Zeer algemeen voorkomend onkruid in akkers, tuinen en wegbermen, met breed-eironde, duidelijk generfde bladeren, die in een rozet vanuit de wortel groeien. Bovenaan de rechtopgaande stengel zit een langwerpige groene aar met bruine pluisjes. De plant wordt tot 50 cm hoog en bloeit van mei tot november. Bij de naamgeving worden de grote (of brede) en smalle weegbree (zie het lemma Smalle Weegbree) vaak niet van elkaar onderscheiden. Bij de volgende opgaven werd specifiek verneld dat ze op de grote betrekking hebben. I-5