18258 |
hoge hoed |
hoge hoed:
hôôge hood (L322p Haelen),
hoge zijden:
hôôge zīēje (L322p Haelen)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20448 |
hoge hoed bij begrafenis |
hoge hoed:
hôôge hood (L322p Haelen),
hoge zijden:
hôôge zīēje (L322p Haelen)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)]
III-2-2
|
32445 |
hoge klomp |
botje:
botjǝ (L322p Haelen)
|
Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.]
II-12
|
18376 |
hoge klomp? |
botje:
bótje (L322p Haelen)
|
klomp met hoge huif, hoge klomp, zonder riem gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18352 |
hoge rijgschoen |
rijgschoen:
er staat een vraagteken bij
rīēgsjoon (L322p Haelen)
|
rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18349 |
hoge waterdichte schoen |
vetleren schoen:
vètlèère sjoon (L322p Haelen)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22525 |
hogen, hoogjassen (kaartspel) |
hogen:
huege (L322p Haelen)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33073 |
hok opbinden |
binden:
benjǝ (L322p Haelen)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
24323 |
hom |
geut:
WLD
gaot (L322p Haelen, ...
L322p Haelen)
|
Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24324 |
hommel |
hommel:
hommel (L322p Haelen),
Veldeke
hòmmel (L322p Haelen),
WLD
hőmməl (L322p Haelen, ...
L322p Haelen)
|
Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [DC 09 (1940)]
III-4-2
|