24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
kaal:
káál (L322p Haelen, ...
L322p Haelen)
|
nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
Veldeke
jònk (L322p Haelen),
klein beestje:
klein biêsje (L322p Haelen)
|
Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] || klein beestje [DC 37 (1964)]
III-4-2
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (L322p Haelen),
bagje:
bɛkskǝ (L322p Haelen)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
gansje:
ganšǝ (L322p Haelen),
gø̄skǝ (L322p Haelen),
jonge gans:
joŋ gǭs (L322p Haelen)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
geitje:
gęi̯tjǝ (L322p Haelen),
lam:
lām (L322p Haelen)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (L322p Haelen)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20159 |
jongen |
jong:
jong (L322p Haelen),
jông (L322p Haelen)
|
jongen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
jong:
jong (L322p Haelen),
jòng (L322p Haelen),
vrijer:
vriejer (L322p Haelen),
Soms wordt het ook zo genoemd.
vriejer (L322p Haelen)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20380 |
jongen met wie men verloofd is |
aanstaande:
aanstoandje (L322p Haelen),
jong:
jong (L322p Haelen)
|
Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? (Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18702 |
jongensblouse |
bloes:
bloes (L322p Haelen)
|
jongensblouse, ruime bovenkledingstuk met band of elastiek in de taille [N 23 (1964)]
III-1-3
|