e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ondereinde van de stam boks: Veldeke  bòks (Haelen), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  bo͂ks (Haelen), stronk: WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms o met nasaleringsteken)  sjtro͂nk (Haelen) Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)] III-4-3
ondergoed ondergoed: informant: et lievendj=ondergoed+slopen+lakens etc (inhoud van de linnenkast)  òngergood (Haelen) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
ondergronden, woelen breken: brę̄kǝ (Haelen), ondergronden: oŋǝrgrønjǝ (Haelen) Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b] I-1
ondergronder, woeler ondergronder: oŋǝrgrønjǝr (Haelen) De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14] I-1
onderhaam onderhaam: oŋǝrhām (Haelen) Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.] I-10
onderhandelen onderhandelen: dèè is nog aan ⁄t ungerhanjele (Haelen) Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)] III-3-1
onderhemd hemd: hèèmdj (Haelen) onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] III-1-3
onderjurk onderrok: óngerrók (Haelen), schortje: sjeertje (Haelen) onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3
onderlip onderlip: ongerlup (Haelen), òngərlŭp (Haelen) onderlip [DC 01 (1931)] III-1-1
onderploegen ondervaren: oŋǝrvārǝ (Haelen) In dit lemma zijn de benamingen verzameld voor het onder de grond werken van mest bij het ploegen van de zaaivoor en voor het onder- of omploegen van een mislukt gewas of een gewas dat als mest moet dienen, voorzover dat niet gedaan wordt op de ondiepe wijze, bedoeld in het vorige lemma. Termen als akkeren, diep ploegen, diep bouwen en voorgoed omdoen, die niet op het onderploegen van mest als zodanig wijzen, maar op de manier van ploegen waarbij dit gebeurt, zijn opgenomen in het lemma zaaivoren ca. [JG 1a + 1b; JG 2c; N 11, 44; N P, 14] I-1