20451 |
weduwnaar |
widman:
widman (L322p Haelen),
witman (L322p Haelen)
|
weduwnaar [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
33821 |
week in de muil |
week in de muil:
węi̯k en dǝ mul (L322p Haelen),
zwak in de muil:
zwāk en dǝ mul (L322p Haelen)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|
24896 |
weer naar het jaargetijde |
kroenekranenzomer:
Men beweert dat, wanneer de kraanvogels overkomen, er nog een nazomer van een week ofzo komt.
en kroenekraanezomer (L322p Haelen)
|
weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19346 |
weerbarstig |
dwars:
dwaers zeen (L322p Haelen)
|
zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17575 |
weerborstel |
weerborstel:
wèèrborstel (L322p Haelen)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25112 |
weerlichten |
weerlichten:
waerleechte (L322p Haelen),
wéérlééchtə (L322p Haelen),
wéérlêêchtə (L322p Haelen),
(men zegt meestal (als verklaring): t is hits, waarmee men bedoelde dat het slechts de hitte was).
⁄t weerlicht (L322p Haelen)
|
bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)]
III-4-4
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
waerleech (L322p Haelen),
wēērlêêcht (L322p Haelen),
wèèrlicht (L322p Haelen),
wéérlêêcht (L322p Haelen)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wèr (L322p Haelen, ...
L322p Haelen),
wêr (L322p Haelen)
|
weer [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33820 |
weerstand biedend |
hel in de muil:
hęl en dǝ mul (L322p Haelen),
vrek in de muil:
vrɛk en dǝ mul (L322p Haelen),
wreed in de muil:
vrēǝi̯ en dǝ mul (L322p Haelen)
|
Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e]
I-9
|
33698 |
weg over het erf |
hofpad:
hǭfpāt (L322p Haelen)
|
Een weg over het boerenerf, langs of tussen de gebouwen door. Deze weg ontbreekt bij gesloten boerderijen. [N 5A, 75b; N 5, 111]
I-8
|