17598 |
fronsen |
fronselen:
frunsele (L322p Haelen)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20494 |
fruit eten |
muizen:
moeze (L322p Haelen),
snageren:
sjnagere (L322p Haelen),
sjnáágərə (L322p Haelen)
|
fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20536 |
fruiten |
aanbraden:
āānbraojə (L322p Haelen)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24443 |
fruitworm |
liesje met de kont:
lieske mette kòntj (L322p Haelen)
|
worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24149 |
fuut |
fuut:
fuut (L322p Haelen),
fuut? (L322p Haelen)
|
fuut || fuut (48 bruine kuif en kraag; alleen op grote vennen en plassen; zomervogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17807 |
gaan |
gaan:
i.e. op zijn gemak
gaon (L322p Haelen)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25233 |
gaan liggen (van de wind) |
liggen:
ligke (L322p Haelen),
zich leggen:
də wintj ligtj sich (L322p Haelen),
də wintj liGtj sich (L322p Haelen)
|
gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20530 |
gaar |
gaar:
gaar (L322p Haelen),
gáár (L322p Haelen)
|
gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32673 |
galgpalen |
diepteregelaar:
dēptǝrēgǝlēr (L322p Haelen),
dieptestelling:
dēptǝsteleŋ (L322p Haelen)
|
Op het asblok van de oude houten karploeg stonden twee vertikale latten of staven die van een rij gaten voorzien waren. De ploegboomdrager werd langs deze latten op de gewenste hoogte geschoven en op elk van beide met een pin vastgezet. De termen pinnenlat en verstellat lijken betrekking te hebben op één van de beide palen. Sommige andere benoemen wel het mede door deze latten gevormd raamwerk in zijn geheel. [N 11, 31.II.g; N 11A, 97g.]
I-1
|
24650 |
galnoot |
galappel:
Veldeke
galappel (L322p Haelen),
WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms o met nasaleringsteken)
gàlàppəl (L322p Haelen),
galnoot:
WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)
gàlnoot (L322p Haelen)
|
De nootvormige uitwas aan de bladeren van eikebomen ontstaan door de steek van galwespen (galnoot, galappel, smouterenbol, kraaiappel, inktappel, gastappel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|