e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

Gevonden: 3663
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fronsen fronselen: frunsele (Haelen) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)] III-1-1
fruit eten muizen: moeze (Haelen), snageren: sjnagere (Haelen), sjnáágərə (Haelen) fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] III-2-3
fruiten aanbraden: āānbraojə (Haelen) fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)] III-2-3
fruitworm liesje met de kont: lieske mette kòntj (Haelen) worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)] III-4-2
fuut fuut: fuut (Haelen), fuut? (Haelen) fuut || fuut (48 bruine kuif en kraag; alleen op grote vennen en plassen; zomervogel [N 09 (1961)] III-4-1
gaan gaan: i.e. op zijn gemak  gaon (Haelen) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
gaan liggen (van de wind) liggen: ligke (Haelen), zich leggen: də wintj ligtj sich (Haelen), də wintj liGtj sich (Haelen) gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)] III-4-4
gaar gaar: gaar (Haelen), gáár (Haelen) gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)] III-2-3
galgpalen diepteregelaar: dēptǝrēgǝlēr (Haelen), dieptestelling: dēptǝsteleŋ (Haelen) Op het asblok van de oude houten karploeg stonden twee vertikale latten of staven die van een rij gaten voorzien waren. De ploegboomdrager werd langs deze latten op de gewenste hoogte geschoven en op elk van beide met een pin vastgezet. De termen pinnenlat en verstellat lijken betrekking te hebben op één van de beide palen. Sommige andere benoemen wel het mede door deze latten gevormd raamwerk in zijn geheel. [N 11, 31.II.g; N 11A, 97g.] I-1
galnoot galappel: Veldeke  galappel (Haelen), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms o met nasaleringsteken)  gàlàppəl (Haelen), galnoot: WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  gàlnoot (Haelen) De nootvormige uitwas aan de bladeren van eikebomen ontstaan door de steek van galwespen (galnoot, galappel, smouterenbol, kraaiappel, inktappel, gastappel). [N 82 (1981)] III-4-3