19664 |
kelder |
kelder:
keͅldər (P048p Halen)
|
kelder [RND]
III-2-1
|
21283 |
kerel |
gast:
gast (P048p Halen),
kadee:
kadee (P048p Halen),
kerel:
das nə nø͂ͅə kērəl (P048p Halen),
fr. fin
kinrəl (P048p Halen)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] || Een sterke kerel [ZND 27 (1938)] || kerel [RND]
III-3-1
|
29111 |
keren |
draaien:
druǝ (P048p Halen)
|
Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW]
II-7
|
23214 |
kerk |
kerk:
əm was təvrøgendəkeͅrk (P048p Halen)
|
te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)]
III-3-3
|
20256 |
kerkhof |
kerkhof:
o
keͅrəkhoͅf (P048p Halen)
|
Kerkhof. [ZND 14 (1926)]
III-3-3
|
23298 |
kerkklok |
klok:
de kléper van de klok (P048p Halen)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
22803 |
kermis |
kermis:
kerəmis (P048p Halen)
|
kermis [RND]
III-3-2
|
20703 |
kersenpannenkoek |
kersenkoek:
Syst. Frings
kīzəkuk (P048p Halen)
|
Pannekoek met kersen (kersekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23242 |
kerstmis |
kerstmis:
kessemes (P048p Halen),
kosəməs (P048p Halen)
|
Kerstmis. [ZND 42 (1943)]
III-3-3
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
heks:
hɛks (P048p Halen)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|