17931 |
rondslenteren, ronddolen |
ronddraaien:
ronddraaïlen (P048p Halen, ...
P048p Halen),
rondlopen:
rondloeïpen (P048p Halen),
rondslenteren:
roͅntsleͅntərə (P048p Halen),
rondzwadderen:
roͅntzwadərə (P048p Halen)
|
lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] || ronddolen [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
34597 |
rongblokken |
romblokken:
rumblokǝn (P048p Halen),
rongblokken:
(enkelv)
ruŋblǫk (P048p Halen)
|
Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.]
I-13
|
34596 |
rongen |
kramstaken:
kramstākǝn (P048p Halen),
rongstekken:
ruŋstękǝ (P048p Halen)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|
34599 |
rongogen |
krammen:
kramǝ (P048p Halen)
|
Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr]
I-13
|
34029 |
roodbonte koe van het donkerrode type |
donkerrode:
duŋkǝlruu̯ǝ (P048p Halen),
rode:
ruu̯ǝ (P048p Halen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a]
I-11
|
34030 |
roodbonte koe van het oranjerode type |
bleke rode:
bliǝkǝ ruu̯ǝ (P048p Halen),
rode:
ruu̯ǝ (P048p Halen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b]
I-11
|
33686 |
roodbruine aarde |
verfgrond:
vęrǝfxrǫnt (P048p Halen)
|
De roodbruine aarde waarmee men de stijlen, balken en kozijnen van vakwerkhuizen kleurt. [N 27, 46]
I-8
|
18048 |
roof(je) (korst op een wonde) |
rap:
rap (P048p Halen),
roof(je):
rūəf (P048p Halen)
|
een korst (roof) op een wonde [ZND 01u (1924)] || hoe heet de korst die op een wonde komt ? [ZND 41 (1943)]
III-1-2
|
33714 |
rooien |
hakken:
hakǝ (P048p Halen),
kappen:
kapǝ (P048p Halen)
|
Een stuk grond ontdoen van bomen, boomstronken, wortels en struikgewas. Een object als struiken, stronken, bomen, puisten is niet gedocumenteerd. [N 27, 6; N 27, 8b; R 3, 1; monogr.]
I-8
|
33202 |
rooien met de hand, dabben |
dabben:
dabǝ(n) (P048p Halen)
|
Het met de hand uit de grond halen van aardappelen: het uit de grond trekken van de struik, het schudden ervan zodat de aardappelen van de wortels vallen en het bijeenrapen ervan. In de A- en Lu-vragenlijsten was wel uitdrukkelijk de vraag "rooien met de handen" opgenomen, maar doorgaans toch het algemene woord voor rooien opgegeven, hetzelfde als in het vorige lemma Rooien, Algemeen. In deze gevallen is hier dat algemene woord niet herhaald. Hier staan alleen de lexicale afwijkingen van "uitdoen". [N 12, 18b; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 23, 17d2; Lu 1, 17d2]
I-5
|