30191 |
tuinen |
opnieuw plekken:
upnif plɛkǝ (P048p Halen),
opnieuw vitsen:
upnif ˲vetsǝ (P048p Halen)
|
Vlecht- en pleisterwerk herstellen of vernieuwen. Het lemma bevat algemene benamingen voor het herstelwerk aan vakwerk, maar ook termen die specifiek het repareren van het pleisterwerk ('bijplekken', 'bijklenen', 'plaasteren', etc.) of het aanbrengen van nieuw vlechtwerk ('hervitsen', 'opnieuw vitsen', etc.) aanduiden. Het woordtype 'tuinen' is ook in L 332, Q 28 en Q 98 bekend. Het wordt daar echter uitsluitend gebruikt voor het dichten van hagen of het afrasteren van weilanden. [N 4A, 53i]
II-9
|
33542 |
tuinkervel |
kelver:
keͅləvər (P048p Halen),
kervel:
kervel (P048p Halen)
|
[Goossens 1b (1960)]kervel [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33615 |
tuinman, boomkweker |
snoeier:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
snujər (P048p Halen)
|
[RND 04]
I-7
|
30188 |
tuinmuur |
lemen muur:
liǝmǝ mȳr (P048p Halen)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|
18710 |
tuinwant |
leren haas:
lejərə hasə (P048p Halen),
werkhaas:
weͅrəkhāsə (P048p Halen)
|
wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19512 |
tuit |
tuitel:
tø͂ͅtəl (P048p Halen),
m. mv. t›?t\\ls
tø͂ͅi̯təl (P048p Halen)
|
tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26721 |
turfsteken |
veengrond ontginnen:
veengrond ontginnen (P048p Halen)
|
De algemene benaming voor het winnen van turf voor eigen gebruik. [I, 12; I, 14; N 27, 1]
II-4
|
34204 |
tussenklauwontsteking |
kloofpoot:
klø̄fpuǝt (P048p Halen),
klø̜ǝfpuǝt (P048p Halen)
|
Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14]
I-11
|
21618 |
twee centiem |
cent:
ps. omgespeld volgens Frings.
iənə seͅns (P048p Halen),
iənə seͅnt (P048p Halen),
seͅnt (P048p Halen)
|
koperen munt van 2 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21626 |
twee frank |
dobbele, een ~:
ps. omgespeld volgens Frings.
doͅbələ (P048p Halen),
twee frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
twiə fraŋ (P048p Halen)
|
2 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|