34131 |
ver uitspringende hielen |
sabelvessemen:
sābǝlvęsǝmǝ (P048p Halen)
|
[N 3A, 144a; monogr.]
I-11
|
17914 |
verbergen |
verbergen:
verberge (P048p Halen)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
34155 |
verdrogen |
haar eigen droogzetten:
hø̄r ē̜gǝ drȳǝxzętǝ (P048p Halen)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
30272 |
vergaring |
voegen:
vø̄gǝ (P048p Halen)
|
De verbindingen of de raakvlakken tussen de uiteinden van de velgblokken. [N 17, 66; N G, 45c, monogr]
I-13
|
21660 |
verhogen |
meer vragen:
ps. omgespeld volgens Frings.
miər vrōͅgə (P048p Halen),
opslaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
upsluə (P048p Halen)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33465 |
verhoogd dakgedeelte boven een poort |
kapelletje:
kapɛlǝkǝ (P048p Halen)
|
Om de hoogte van een poort te vergroten kan men het dak erboven verhogen. De omvang van de dakverhoging kan van geval tot geval verschillen. De verhoging kan ook een apart zadeldak zijn, dwars op dat van de schuur of de stal. Zie ook afbeelding 22.b bij het lemma "terugwijkende dakrand" (4.2.1). [N 4A, 31]
I-6
|
34171 |
verkeerd liggen |
het achterste voor liggen:
het achterste voor liggen (P048p Halen),
verdraaid liggen:
verdraaid liggen (P048p Halen)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
21399 |
verkeren |
verkeren:
vərkīērə (P048p Halen)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
verkeren:
vərkīērə (P048p Halen)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
pitsen:
mən vutə petsə (P048p Halen)
|
mijn voeten killen (kittelen van de kou) [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|