e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P048p plaats=Halen

Overzicht

Gevonden: 2814
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geit geit: gē̜t (Halen), gɛ̄t (Halen) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
gekruld haar gekruld haar: gəkroͅlt hūr (Halen) gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1
geld geld: ge moit ow geld ne in `t wetter gooien (Halen), geld (Halen), geͅlt (Halen), hie es pa zenne jas en moe heur geld, pa zenne koei en pa zen hond (Halen), moe, bij wie moit ik geld hoolen (Halen), xɛlt (Halen), ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven.  geld (Halen), ps. omgespeld volgens Frings.  geͅlt (Halen), piasters: ps. omgespeld volgens Frings.  piastərs (Halen), platen: ps. omgespeld volgens Frings.  plōͅjt (Halen), poen: ps. omgespeld volgens Frings.  pun (Halen), schijven: ps. omgespeld volgens Frings.  sxeͅi̯əvə (Halen), zwiebels: ps. omgespeld volgens Frings.  swibəls (Halen) Ge moet uw geld niet in het water gooien (smijten, werpen, ...) [ZND 44 (1946)] || geld [RND], [ZND 44 (1946)] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || geld opdoen (opmaken) [RND] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)] III-3-1
gele lupine lupinen: lǝpīnǝ (Halen) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gelijken (op) gelijken: gelèke (Halen), gəlēͅkə (Halen) gelijken [ZND 25 (1941)] III-4-4
geloof geloof: ei hé ze geloef verlore (Halen) Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)] III-3-3
gemak gemak: ook ZND 23, 076  gemakke (Halen) gemak [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: ook materiaal znd 23, 77  gemekkelek (Halen) gemakkelijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemeenteweide gemeentewei: gǝmęntǝwɛ (Halen) Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.] I-8
gemene vrouw ros: cf. VD s.v. "II. ros, rosse"2. slecht mens, kanalje; een ros van een wijf, helleveeg, feeks  dḁs ən ros (Halen), tang: tɛzən taŋ (Halen) Dat is een kwaad wijf. [ZND 08 (1925)] || t Is een venijn (kwaad wijf). [ZND 08 (1925)] III-1-4