34052 |
mannelijk kalf dat van tanden begint te wisselen |
stier:
stīr (P048p Halen),
tweejaarling:
twiǝjuǝrleŋ (P048p Halen)
|
Algemeen kan men zeggen dat het hier gaat om een kalf van ongeveer één jaar oud. [N 3A, 16; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
34476 |
mannelijk kuiken |
haantje:
hęnkǝ (P048p Halen),
ǫaŋkǝ (P048p Halen)
|
[N 19, 41b; L A2, 507]
I-12
|
34393 |
mannelijk schaap |
bok:
bok (P048p Halen),
weer:
wei̯r (P048p Halen
[(ouder)]
)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|
21918 |
mannelijke duif |
duiver:
dö:vər (P048p Halen),
dø͂ͅvər (P048p Halen)
|
Doffer. [Goossens 1b (1960)] || Een doffer (mannelijke duif). [ZND 01u (1924)]
III-3-2
|
24204 |
mannelijke eend |
wender:
weͅndər (P048p Halen),
węndǝr (P048p Halen),
wenderd:
weͅndərt (P048p Halen),
węndǝrt (P048p Halen)
|
[GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]woerd, mannetjeseend [ZND 01 (1922)]
I-12, III-4-1
|
24206 |
mannelijke gans |
haan:
hǭǝn (P048p Halen)
|
[A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34446 |
mannelijke geit |
bok:
buk (P048p Halen),
bǫk (P048p Halen)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
19960 |
mannelijke hond, reu |
mannetje:
mɛnəkə (P048p Halen, ...
P048p Halen)
|
reu [Goossens 1b (1960)] || reu, mann. hond [Goossens 1b]
III-2-1
|
19822 |
mannelijke kat, kater |
kater:
koutər (P048p Halen),
kōͅə.tər (P048p Halen)
|
kater [Goossens 1b (1960)] || mannelijke kat [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
18673 |
mannenkleren |
mansgoed:
mansgut (P048p Halen),
manskleren:
ma.nsklijərə (P048p Halen),
manskliərə (P048p Halen)
|
mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|