20395 |
de echtelijke staat |
getrouwd leven, het -:
getrouwdj leven (L320c Haler),
trouw, de -:
den trouw (L320c Haler)
|
de echtelijke staat, het gehuwde leven [ieësjtand] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
34627 |
de hoogkar doen achteroverslaan |
opstoten:
opstuǝtǝ (L320c Haler)
|
De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89]
I-13
|
23594 |
de kaarsen aansteken |
aansteken:
aanstaeke (L320c Haler)
|
De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22389 |
de kaarten couperen |
heffen:
heffen (L320c Haler)
|
Een aantal kaarten van de stapel afnemen voordat ze gedeeld worden, zodat de nieuwe bovenste kaart in ieder geval onbekend is [couperen, heffen, afheffen, afkappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22390 |
de kaarten ronddelen |
geven:
geven (L320c Haler)
|
De kaarten ronddelen [delen, geven, hangen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
schieten:
schieten (L320c Haler)
|
Speelkaarten door elkaar mengen zodat volgkaarten goed verspreid liggen [schudden, schokken, wassen, schieten, mingelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
30052 |
de kelder uitgraven |
(de) kelder uitgraven:
kɛldǝr ūt˲grāvǝ (L320c Haler)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|
22538 |
de mei vieren |
mei verteren:
mei verteren (L320c Haler)
|
De tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23550 |
de mis dienen |
de mis dienen:
mes deene (L320c Haler)
|
De mis dienen [diene, de mès deene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23290 |
de roepen krijgen |
onder de roepen zijn:
ongere roope zeen (L320c Haler)
|
De roepen krijgen, afgeroepen worden in de kerk, "onder de geboden staan", "onder de roepen zijn", "in de roepen gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|