e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inslaan, van de bliksem gezegd inslaan: ēnsloͅən (Hamont) inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)] III-4-4
inspannen inspannen: e.nspanǝn (Hamont) Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10
inzetten opspannen: ǫpspanǝ (Hamont) De te heulen klompen met behulp van verschillende houtklossen in het verdiepte gedeelte van de heulbank vastzetten. Zie ook afb. 239. [N 97, 68] II-12
inzouten zouten: zawtə (Hamont) zouten [ZND 08 (1925)] III-2-3
italiaan italiaan: des ene Itteljoan (Hamont), des ne Itəljaan (Hamont), des nen Itelioan (Hamont), des nen iteljaon (Hamont), deͅs nən itəljōͅən (Hamont) Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)] III-3-1
jaarring ring: rēŋk (Hamont) Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b] I-11
jacquetjak halve jas: haləvə jas (Hamont) jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)] III-1-3
jacquetpak kostuum: kəstym (Hamont) jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)] III-1-3
jak jak: jak (Hamont), jakje: jekske (Hamont), jēͅkskə (Hamont), jas: laŋə jas (Hamont) jak (kort vrouwenkledingstuk) [ZND 27 (1938)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] || vrouwenjak, lang ~ [kapoot, kasjevek] [N 23 (1964)] III-1-3
jaloers jaloers: zjəlŏĕs (Hamont), ook materiaal znd 27, 44  žalūrs (Hamont), pikantig: bekaantig (Hamont), fr. = bisquer (nijdig zijn) van bisquer zijn afgeleid: biskant en biskantig; "bis-"is "be"geworden  bəkààntəch (Hamont) afgunstig, sterk jaloers, met de bijgedachte aan nijdig || jaloers [ZND 01 (1922)] || sterk jaloers, afgunstig (met bijgedachte van nijdig III-1-4