e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knellen, gezegd van schoenen nijpen: nīpə (Hamont), nîpen (Hamont) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-3
kneu heiknuiter: heͅikny(3)̄tər (Hamont), knuitertje: kny(3)̄tərkə (Hamont) kneu [ZND 43 (1943)] III-4-1
kneuzen knutsen: knøͅtsən (Hamont) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3
knevels haken: hø̄k (Hamont), knevels: knēvǝls (Hamont) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
knie knie: knēij (Hamont), knēͅj (Hamont), kneͅj (Hamont), knij (Hamont), knɛ.i (Hamont) knie [N 10b (1961)], [RND], [ZND 28 (1938)] III-1-1
knieband voor een stier of kalf knieband: knē̜i̯bant (Hamont) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11
knieholte vouw: vaw (Hamont), vâ:w van minə knäj (Hamont) hoe heet men de knieboog, d.w.z. de plooi achter in het been op de hoogte van de knie ? [ZND 36 (1941)] III-1-1
kniezen kniezen: knīzən (Hamont), knoteren: knotteren (Hamont), mopperen: mopərən (Hamont) Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)] III-1-4
knijpen nijpen: niepen (Hamont), nīpə (Hamont), nîpen (Hamont), pitsen: petsən (Hamont), pitsen (Hamont, ... ) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] || iemand in de arm nijpen [ZND 34 (1940)] || knijpen III-1-2
knikkebenen kwakkelen: kwakələn (Hamont, ... ) lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)] III-1-2