e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
man baas: boerentaal  bas (Hamont), broer: brer (Hamont), man: də mān es āwd (Hamont), maŋ (Hamont), mân (Hamont), meneer: gegoede stand  mənier (Hamont), mens: de mins is aawd (Hamont), hoe hèt die mins (Hamont), hoe hèt dien mins (Hamont), mins (Hamont), vader: voͅdər (Hamont) man [RND], [RND], [ZND 11 (1925)] || Man. Die man is oud. [ZND 05 (1924)] || Vertaal in uw dialect: hoe heet die man? [ZND 48 (1954)] III-3-1
man, manspersoon manslui: mansluei (Hamont) manslui III-2-2
manchet manchet: manšet (Hamont), mašeͅt (Hamont) manchet || manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
manchetknoop manchetknoop: mašeͅtkny(3)̄əp (Hamont) manchetknoopjes [N 23 (1964)] III-1-3
mand mand: man (Hamont), mãn (Hamont), mǭǝn (Hamont) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
manden maken vlechten: vlē̜xtǝ (Hamont) Het vlechten van manden met behulp van wissen. Het vlechten met twee of meer wissen tegelijk (sleeuwen) leidde tot een grovere kwaliteit. [monogr.] II-12
manen manen: mǭ.nǝn (Hamont) Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21] I-9
manenschurft fistel: festǝl (Hamont) Steeds terugkerende verzwering of verettering, in de maanstapel en in de oren, te wijten aan een te warme, bedompte stal en onvoldoende huidverzorging. Door schuren en wrijven onststaan kale of bloedige verdikkingen waarop korsten komen. [N 8, 90t] I-9
manenstrang manenstrang: mǭǝnǝstrāŋk (Hamont) Gewelfde bovenkant van een paardenek waar de manen ingeplant zijn. Zie afbeelding 2.14. [N 8, 21 en 25] I-9
manier manier: mənîêr (Hamont) manier III-1-4