e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijk jong van de geit bok: bǫk (Hamont) [N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21] I-12
mannelijk kalf stierkalf: stīr[kalf] (Hamont), stiertje: stīrkǝ (Hamont) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk kalf dat van tanden begint te wisselen stier: stīr (Hamont) Algemeen kan men zeggen dat het hier gaat om een kalf van ongeveer één jaar oud. [N 3A, 16; add. uit N 3A, 15] I-11
mannelijk kuiken haantje: hǫntjǝ (Hamont) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannelijk schaap bok: bo.k (Hamont), bok (Hamont), ram: ram (Hamont), schaapsbok: sxǫpsbok (Hamont), weer: wer (Hamont), wēr (Hamont) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke duif hoorn: hooren (Hamont), horə (Hamont), Alleen nog door boeren en oudere mensen gebruikt. Cfr. kopper.  hōərən (Hamont), Alleen nog door oudere mensen gebruikt. Zie ook kopper.  horən (Hamont), hoorntje: dim. van hooren  heurke (Hamont), kopper: køͅpər (Hamont, ... ), Zie ook HOREN.  køͅpər (Hamont), Zie ook horen. Dien kopper valt nog ueit in-ne pries!  koppər (Hamont) Doffer. [Goossens 1b (1960)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] || Een doffer (mannelijke duif). [ZND 01u (1924)] || Horen: mannelijke duif. || Kopper: mannelijke duif. || Mannelijke duif. III-3-2
mannelijke eend weender: windǝr (Hamont), wender: we.ndǝr (Hamont), wenderik: weldǝrekǝ (Hamont), wielder: wilǝr (Hamont), wīldǝr (Hamont), wieler: mv. wilderikken  wilər (Hamont), wiender: windər (Hamont) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]woerd, mannetjeseend [ZND 01 (1922)] I-12, III-4-1
mannelijke gans haan: hǭǝn (Hamont) [A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: bok (Hamont), bǫk (Hamont), bokje: bøkskǝn (Hamont), geitenbok: gęi̯.tǝbo.k (Hamont) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke hond, reu mannetje: menneke (Hamont), mɛnəkə (Hamont, ... ) reu [Goossens 1b (1960)] || reu, mann. hond [Goossens 2a (1963)] III-2-1