e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omweiden verzetten: vǝrzɛtǝn (Hamont) Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.] I-11
omzetten omschieten: ømsxitǝn (Hamont) Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c] I-4
onbeschilderde klomp gewone klomp: gǝwūǝn klōmp (Hamont) Klomp zonder verflaag. Onbeschilderde klompen werden doorgaans op werkdagen gedragen. Zie ook het lemma ɛwerkklompɛ.' [N 97, 147] II-12
onbetrouwbare koopman lichte vogel: ps. omgespeld volgens Frings.  lextə vōgəl (Hamont) Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)] III-3-1
onbewolkt klaar: klôâr (Hamont), ps. boven de Ø staat nog een ?; deze combinatieletter is niet om te spellen/te maken.  klōər (Hamont) klaar, helder [ZND 01 (1922)] III-4-4
onderbroek onderboks: oͅndərboͅks (Hamont) onderbroek III-1-3
onderdeur klapdeur: klap˱dø̜̄r (Hamont) Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.] I-6
ondergoed interlock (eng.): [Van Dale: interlock (Eng.), 1. dubbel breigoed van fijne garens, waarbij de lussen in de dwarsrichting niet op dezelfde hoogte liggen; - 2. ondergoed van zulk weefsel]  entərloͅk (Hamont), lijnwaad: mnl. lynwaet, lin(ne)waet, contractie van lijn (= vlas) + waad (= kleding, gewaad). Zie P.A.F. van Veen, Etymologisch Woordenboek. Van Dale Lexicografie, Utrecht, 1989: lijwaad.  lievet (Hamont), ondergoed: ondərgūt (Hamont) interlock || ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] || wasgoed, ondergoed III-1-3
ondergronden, woelen ondergronds ploegen: ondǝrgro.nts [ploegen] (Hamont) Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b] I-1
ondergronder, woeler wroeter: frøtǝr (Hamont) De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14] I-1