e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vorst, het vriezen vreur: vrør (Hamont) vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] III-4-4
vorstpan vorstpan: vǭrstpan (Hamont) Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8] II-8
vos vos: vos (Hamont), voͅs (Hamont) vos [Willems (1885)] III-4-2
vos, vospaard vos: vǫ.s (Hamont) Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j] I-9
vouw plooi: B.v. van een rok.  plø͂ͅij (Hamont), vouw: vāuw (Hamont), ən vāw (twiə vawə) (Hamont) plooi || vouw || vouw (twee vouwen) [ZND 08 (1925)] III-1-3
vouwen vouwen: vawə (Hamont), vāwən (Hamont) ik zal het in vieren vouwen [ZND 08 (1925)] III-1-2
vredewis vreewis: vrēi̯wɛs (Hamont), vrēǝwɛs (Hamont) Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.] I-8
vreemde (man) vreemde mens: nə vrɛmdə mɛns (Hamont), vreemde, een ~: ənə vremdə (Hamont) Een vreemde man. [ZND 08 (1925)] III-3-1
vriend kameraad: kaməro.t (Hamont) vriend [RND] III-3-1
vriendelijk vriendelijk: vrĭĕndələk (Hamont) vriendelijk III-1-4